Voor de aanduiding van de perioden maakt WOODAN gebruik van het Archeologisch Basisregister (ABR). Hieronder vindt u het overzicht van alle periodes met de daarbij behorende definities:
Periode | Code | Begin | Eind | Definitie |
---|---|---|---|---|
Prehistorie | -1000000 | -12 | Prehistorie is de periode waaruit geen geschreven bronnen, in relatie tot de Nederlandse archeologie, bekend zijn. De prehistorie begint met de komst van de vroegste jagers-verzamelaars (Homo Erectus of Homo Sapiens Neanderthalensis), waarvan de oudste vindplaatsen rond 350.000 jaar geleden dateren. Uit het nabije buitenland zijn enkele oudere vindplaatsen bekend, die mogelijk ook in Nederland verwacht kunnen worden (Groot-Brittanni | |
Steentijd | -1000000 | -2001 | De steentijd is de vroegste periode van de prehistorie. Het gebruik van stenen werktuigen door verschillende soorten van het genus Homo, vindt in Nederland plaats vanaf het Paleolithicum. Naast stenen werktuigen worden ook veel benen werktuigen en slachtafval (bot) aangetroffen op archeologische vindplaatsen. Vanaf het laat Mesolithicum wordt in Nederland aardewerk gebruikt door jagers-verzamelaars (Swifterbant cultuur). Vanaf 2500 BC, de Klokbeker cultuur, worden voor het eerst in Nederland objecten van koper aangetroffen in grafinventarissen. | |
Paleolithicum | -1000000 | -8801 | Het paleolithicum is de vroegste periode van de steentijd. Het paleolithicum wordt gedefinieerd op basis van het klimaat en het landschap (het Pleistoceen) en het gebruik van vuurstenen en benen artefacten door jagers-verzamelaars van verschillende soorten van het genus Homo. Gedurende grote delen van het paleolithicum lag de zeespiegel enkele honderden meters lager. Als gevolg hiervan bestond er geen Noordzee en vond exploitatie van dit | |
Vroeg Paleolithicum | -1000000 | -350001 | Het vroeg-paleolithicum is de oudste periode van de steentijd. In deze periode leefde in Nederland de Homo Erectus (mogelijk de Homo Sapiens Neanderthalensis). Uit deze periode, ook bekend als Acheul | |
Midden Paleolithicum | -350000 | -35001 | Het midden-paleolithicum wordt gekenmerkt door het voorkomen van vuurstenen vuistbijlen en typische afslagen, spitsen en kernen gebaseerd op de Levallois techniek, ook bekend onder de naam Mousterien. In Nederland leefden in deze periode jagers-verzamelaars van het genus Homo Sapiens Neanderthalensis. | |
Laat Paleolithicum | -35000 | -8801 | Het laat-paleolithicum wordt gedefinieerd op basis van het voorkomen van diverse vuurstenen en benen spitstypen. Deze artefacten zijn geproduceerd met een klingtechniek op basis van speciaal geprepareerde kernen. De eerste mensen van het geslacht Homo Sapiens Sapiens zijn eveneens in deze periode te dateren. Synoniem met de term jong-paleolithicum. | |
Laat Paleolithicum B | -18000 | -8801 | Het laat-paleolithicum B kenmerkt zich door het voorkomen van een verscheidenheid aan vuurstenen artefacten, voornamelijk spitstypen, gebaseerd op de klingtechnologie. Deze verscheidenheid is ook zichtbaar in de ruimtelijke verspreiding van diverse vondstassociaties (het Magdal | |
Laat Paleolithicum A | -35000 | -18001 | Het laat-paleolithicum A wordt gekenmerkt door het voorkomen van vuurstenen bladspitsen welke aan een zijde geretoucheerd zijn (in tegenstelling tot de vuistbijlen en latere bifaciale bladspitsen uit het midden paleolithicum). Het geringe aantal vindplaatsen, en het koude klimaat zijn redenen om aan te nemen dat jagers-verzamelaars (mogelijk nog Homo Sapiens Neanderthalensis, anders Homo Sapiens Sapiens) zich slechts zelden in Nederland ophielden. Vuurstenen artefacten uit deze periode behoren tot het Aurignacien. Synoniem met de term jong-paleolithicum A. | |
Mesolithicum | -8800 | -5301 | Het mesolithicum wordt gekenmerkt door een verandering van het klimaat en ecologie (het Holoceen) en een daaraan gerelateerde verandering in menselijk gedrag. Dit uit zich onder andere in het voorkomen van een vuursteentechnologie gebaseerd op microlithen en geometrische artefacten. De voedselvoorziening van de mens is voornamelijk gebaseerd op jagen, vissen en voedsel verzamelen. | |
Vroeg Mesolithicum | -8800 | -7101 | Het vroeg-mesolithicum is de vroegste fase binnen het mesolithicum en wordt gekenmerkt door een verandering van het klimaat en ecologie (het Holoceen) en een daaraan gerelateerde verandering in menselijk gedrag. Dit uit zich onder andere in het voorkomen van een vuursteentechnologie gebaseerd op microlithen en geometrische artefacten. Binnen deze technologie komen in het vroeg-mesolithicum geen trapezia voor, maar wel a-spitsen, b-spitsen en driehoeken. | |
Midden Mesolithicum | -7100 | -6451 | Het midden-mesolithicum wordt gekenmerkt door het voorkomen van c-spitsen en/of spitsen met oppervlakteretouche. Daarnaast is het gebruik van Wommersom-kwartsiet en steil geretoucheerde klingen opvallend in Zuid Nederland, terwijl in Noord Nederland het aandeel aan driehoeken toeneemt en de eerste Ger | |
Laat Mesolithicum | -6450 | -5301 | Het laat-mesolithicum wordt gekenmerkt door het voorkomen van rhombische trapezia, transversale spisten en Bandkeramische spitsen (in Zuid Nederland). Deze artefacttypen lopen echter door tot in het Vroeg Neolithicum. Daarnaast zijn inhumatiegraven bekend, en is seizoensgebonden bewoning door laat Mesolithische jagers-verzamelaars aangetoond op een aantal donken in West Nederland. | |
Neolithicum | -5300 | -2001 | Het neolithicum wordt gekenmerkt door de komst van de sedentaire Lineairbandkeramiek cultuur in Zuid Limburg en de verandering naar een voedseleconomie gebaseerd op landbouw. Gedurende het neolithicum bevinden ( | |
Vroeg Neolithicum | -5300 | -4201 | Het vroeg-neolithicum is de oudste fase binnen het neolithicum en wordt gekenmerkt door de komst van de sedentaire Lineairbandkeramiek cultuur en de daarop volgende R | |
Vroeg Neolithicum A | -5300 | -4901 | Het vroeg-neolithicum A is de oudste fase binnen het vroeg-neolithicum en wordt gekenmerkt door de komst van de sedentaire Lineairbandkeramiek (LBK) cultuur in Zuid Limburg en de verandering naar een voedseleconomie gebaseerd op landbouw in dit gebied. In Noord, Midden en West-Nederland, blijft er voor een groot deel sprake van mesolithische jagers-verzamelaars, de Vroege fase van de Swifterbant cultuur, waarin het oudste Swifterbant-aardewerk geproduceerd wordt. | |
Vroeg Neolithicum B | -4900 | -4201 | Het vroeg-neolithicum B wordt gekenmerkt door de overgang van LBK naar de R | |
Midden Neolithicum | -4200 | -2851 | Het midden-neolithicum wordt gekenmerkt door de overgang van R | |
Midden Neolithicum A | -4200 | -3401 | Het midden-neolithicum A wordt gekenmerkt door de overgang van R | |
Midden Neolithicum B | -3400 | -2851 | Het midden-neolithicum B wordt gekenmerkt door de overgang van Michelsberg cultuur naar de Stein-groep in Zuid Nederland. Dit is vooral een verandering in aardewerkstijl (Stein-aardewerk), het voorkomen van vuurstenen transversale pijlpunten, en de aanwezigheid van de grafkelder van Stein, die parallelen kent in Zuid Duitsland (Wartberg-groep). In West en Midden Nederland vinden we de overgang van de Hazendonk-3 groep naar de Vlaardingen cultuur die eveneens op een | |
Laat Neolithicum | -2850 | -2001 | Het laat-neolithicum kenmerkt zich voornamelijk door een verandering in begravingsgewoonte van een collectief gebruik van hunebedden naar overwegend enkelvoudige inhumaties onder grafheuvels, voorzien van sets van grafgiften. Eveneens dateert uit deze periode het eerste gebruik van koperen objecten (tongdolkjes en kralen). De voedselvoorziening bestaat in deze periode nog steeds uit een combinatie van jagen, vissen en voedsel verzamelen en landbouw. Meest kenmerkend echter is het bekeraardewerk, dat een grote verspreiding en uniformiteit door nagenoeg geheel Europa kent. | |
Laat Neolithicum A | -2850 | -2451 | Het laat-neolithicum A wordt geassocieerd met de overgang van de Vlaardingen cultuur en de Trechterbekercultuur naar de Enkelgrafcultuur. Kenmerkend is de verandering in het aardewerkrepertoire waarbij bekers met een een S-profiel worden voorzien van een standvoet en van touwversiering. Daarnaast komen in deze periode de eerste grafheuvels voor, waarin doden in hurkhouding op de zij zijn bijgezet. Daarnaast worden in zeldzame gevallen de eerste koperen objecten gevonden. | |
Laat Neolithicum B | -2450 | -2001 | Het laat-neolithicum B wordt geassocieerd met de overgang van de Enkelgrafcultuur naar de Klokbekercultuur. Kenmerkend is de verandering in het aardewerkrepertoire waarbij de versiering en de vorm van de standvoetbekers verandert naar meer klokvormige bekers, voorzien van spatelindrukken en groeven in complexe geometrische motieven. Varianten van deze klokbekers komen voor in grote delen van Europa. De bijzetting van de dode, in veel gevallen in hurkhouding op de zij onder een grafheuvel, is van een standaardset van grafgiften (bestaande uit een stenen polsbeschermer, vuurstenen pijlpunten, gouden haarornamenten, koperen tongdolk, benen knoopjes en een of meerdere bekers) voorzien. | |
Bronstijd | -2000 | -801 | De bronstijd begint met het vroegste voorkomen van brons (legering van koper en tin) en het optreden van versiering van wikkeldraadindrukken op aardewerk. De oudste bronzen objecten zijn vlakbijlen van het type Emmen en enkele importen uit Ierland en Groot-Brittanni | |
Vroege Bronstijd | -2000 | -1801 | De vroege bronstijd wordt gekarakteriseerd door de vroegste bronzen objecten, bijlen van het type Emmen en importen uit Ierland en Groot-Brittanni | |
Midden Bronstijd | -1800 | -1101 | De midden-bronstijd wordt gekenmerkt door een verandering in aardewerkstijl (Hilversum-aardewerk), en de opkomst van een verscheidenheid aan bronzen artefacten, vermoedelijk afkomstig uit Groot-Brittanni | |
Midden Bronstijd A | -1800 | -1501 | De midden-bronstijd A wordt gekenmerkt door het voorkomen van de Hilversum-cultuur (met name op basis van Hilversum-aardewerk), de onduidelijke verschijningsvorm van nederzettingen en de duidelijke aanwijzingen voor het opwerpen van nieuwe grafheuvels, waarin doden gecremeerd werden. | |
Midden Bronstijd B | -1500 | -1101 | De midden-bronstijd B wordt gekarakteriseerd door het voorkomen van regelmatige drieschepige huisplattegronden voorzien van een staldeel dat soms bewaard is gebleven (woonstalhuis, types Elp, Emmerhout en Zijverveld) en een duidelijke indeling van erven, akkerpercelen en het cultuurlandschap. Het begravingsritueel wordt gekenmerkt door nabijzettingen in, en ophogingen van oudere grafheuvels, alhoewel er ook nieuwe grafheuvels zijn aangelegd. Crematie blijft de meest gangbare vorm van teraardebestelling. De voedseleconomie is daarnaast compleet op de landbouw en veeteelt ingericht. Cultureel wordt de Midden Bronstijd B ingedeeld in de Hilversum-cultuur (op basis van Midden-Bronstijd B (Drakenstein en Laren) aardewerk) in Zuid Nederland, de Elp-cultuur (op basis van K | |
Late Bronstijd | -1100 | -801 | De late bronstijd kenmerkt zich door de toename in regionale verscheidenheid met betrekking tot huistypen en aardewerkstijlen. Daarnaast ontstaan er Celtic Fields en urnenvelden op de zandgronden van Zuid, Oost en Noord Nederland. In andere delen van Nederland worden de eerste huizen op kunstmatige verhogingen aangelegd (terpen in West Friesland). Huisplattegronden zijn echter slecht aantoonbaar. Uit deze periode dateren eveneens de frequent voorkomende vuurstenen sikkels. | |
IJzertijd | -800 | -13 | De ijzertijd begint met het voorkomen van ijzeren wagens, wagenonderdelen en paardentuig in rijke graven in Centraal Europa (Hallstatt cultuur, fase C/D). Dit is gelijktijdig met het optreden van bronzen zwaarden van het type G | |
Vroege IJzertijd | -800 | -501 | De vroege ijzertijd kenmerkt zich door het voorkomen van urnenvelden en een aantal bekende vorstengraven. Huisplattegronden uit deze periode zijn korter, veelal voorzien van funderingssleuf en drie tot vierschepig. Het aardewerk vertoont sterke regionale karakteristieken. | |
Midden IJzertijd | -500 | -251 | De midden ijzertijd wordt gekenmerkt door het eerste voorkomen van lokaal geproduceerd Marne aardewerk (gerelateerd aan het noord franse Marne aardewerk) in Zuid Nederland en Ruinen-Wommels aardewerk in Noord Nederland. De terpbewoning van het Fries-Groningse kleigebied vangt eveneens aan. In het begravingsritueel vindt een verandering plaats van urnenvelden naar kleinere grafvelden waarbinnen naast crematie ook sprake kan zijn van inhumatiegraven. Nederzettingen uit deze periode zijn vooral bekend uit palenzwemen en enkele onregelmatige plattegronden in Zuid Nederland, terwijl in Noord Nederland verschillende types huisplattegronden elkaar afwisselen. | |
Late IJzertijd | -250 | -13 | De late ijzertijd begint met het eerste voorkomen van La T | |
Protohistorie | -12 | 449 | Protohistorie is de periode waaruit geschreven bronnen bekend zijn die door andere volkeren zijn gemaakt in relatie tot Nederland. De protohistorie begint met de veroveringstochten van Caesar in Gallia, rond 58 BC, maar echte aanwijzingen voor Romeinse aanwezigheid vangt pas aan rond 12 BC, wanneer diverse legioenskampen aangelegd worden ten behoeve van de verovering van Germania tot aan de Elbe. De protohistorie eindigt met de Middeleeuwen, vanaf wanneer er door bewoners zelf geschreven wordt. | |
Romeinse Tijd | -12 | 449 | De Romeinse Tijd begint rond 19 BC met de aanleg van een legioenskamp op de Hunerberg in Nijmegen. Dit kamp vormde de uitvalsbasis voor de verovering van Germania tot aan de Elbe. Met de val van Keulen, de provinciehoofdstad, rond het midden van de vijfde eeuw eindigt ook de Romeinse tijd in Nederland. | |
Vroeg Romeinse Tijd | -12 | 69 | De Vroeg Romeinse Tijd begint met de bouw van het legioenskamp rond 19 BC en het daaraan gerelateerde voorkomen van Romeins importaardewerk en metaalvondsten. De periode eindigt met de Bataafse opstand in 69 AD, tevens het einde van de Julisch-Claudische dynastie. | |
Vroeg Romeinse Tijd A | -12 | 24 | ||
Vroeg Romeinse Tijd B | 25 | 69 | De periode tussen 27 voor en 68 na Christus, ruwweg gebaseerd op de dynastie van Julische en Claudische keizers van het Romeinse Rijk, waartoe Nederland ook behoorde. | |
Midden Romeinse Tijd | 70 | 269 | Na de Bataafse opstand van 69 AD komen de Flavische keizers aan de machten (69-96 AD, waarbinnen de keizertijd van Nero 54-68AD valt), gevolgd door de Nervische (96-138 AD) en Antonijnse (138-192 AD) dynastie. Deze periode, welke wordt gekenmerkt door politieke stabiliteit en economische groei, eindigt met de crisis van de 3e eeuw waaruit het Gallische Rijk ontstaat. | |
Midden Romeinse Tijd A | 70 | 149 | ||
Midden Romeinse Tijd B | 150 | 269 | ||
Laat Romeinse Tijd | 270 | 449 | Het einde van het functioneren van de limes als grensverdedigingsysteem. Overrijnse stammen trekken het Romeinse gebied binnen. Deze periode betekent ook het einde van het Gallische rijk. Na een opleving van militaire bouwactiviteiten onder de keizers van de vierde eeuw, nemen de Franken rond het midden van de vijfde eeuw de provinciehoofdstad Keulen in. Dit tijdstip markeert tevens het einde van de Romeinse tijd in onze streken. | |
Laat Romeinse Tijd A | 270 | 349 | ||
Laat Romeinse Tijd B | 350 | 449 | ||
Historie | 450 | 2050 | Historie is de periode waaruit geschreven bronnen bekend zijn die door het volk in kwestie zelf zijn opgesteld. Voor de Lage Landen begint dit bij de wetboeken van het Frankische Rijk en de geschriften van missionarissen. Periodisering is vanaf deze periode niet meer gebaseerd op culturele verschijnselen maar op politieke en staatkundige achtergronden. Daarnaast zijn veel gehantererde periodegrenzen arbitrair en ondergeschikt aan ree | |
Middeleeuwen | 450 | 1499 | ||
Vroege Middeleeuwen | 450 | 1049 | ||
Vroege Middeleeuwen A | 450 | 524 | De verouderde benaming voor deze periode van de Vroege Middeleeuwen A is volksverhuizingstijd, een periode waarin door geheel Europa vele volkeren hun oorspronkelijke stamgebied verlaten en zich vestigen in andere gebieden. Dit alles heeft veel politieke instabiliteit, chaos en oorlogen tot gevolg. | |
Vroege Middeleeuwen B | 525 | 724 | De periode tussen 525 en 724, ruwweg gebaseerd op de dynastie van Merovingische koningen van het Frankische Rijk, waartoe ook Nederland behoorde. | |
Vroege Middeleeuwen C | 725 | 899 | De periode tussen 725 en 900, ruwweg gebaseerd op de dynastie van Karolingische koningen van het Frankische Rijk, waartoe ook Nederland behoorde. | |
Vroege Middeleeuwen D | 900 | 1049 | De periode tussen 900 en 1050, ruwweg gebaseerd op de dynastie van Ottoonse keizers van het Oost-Frankische Rijk, ookwel Heilige Roomse Rijk, waartoe Nederland ook behoorde. | |
Late Middeleeuwen | 1050 | 1499 | ||
Late Middeleeuwen A | 1050 | 1249 | De periode tussen 1050 en 1250, ruwweg gebaseerd op de dynastie van Salische koningen van het Frankische Rijk, waartoe ook Nederland behoorde. | |
Late Middeleeuwen B | 1249 | 1499 | ||
Nieuwe Tijd | 1500 | 1945 | ||
Nieuwe Tijd Vroeg | 1500 | 1649 | ||
Nieuwe Tijd Midden | 1650 | 1849 | ||
Nieuwe Tijd Laat | 1850 | 1945 | ||
Recent | 1945 | 2050 | De recente periode vangt aan met de wederopbouw van Nederland na de Tweede Wereldoorlog. | |
Onbekend | 0 | 0 | ||
Hoge Middeleeuwen | 900 | 1249 | De term hoge middeleeuwen is afkomstig uit Groot-Brittanni | |
Volle Middeleeuwen | 900 | 1249 | De periode tussen 900 en 1250, waarin de gezagsstructuren op een regionaal niveau vorm krijgen, er nieuw land ontgonnen wordt en een kerstening van het volk plaatsvindt. | |
Tweede Wereldoorlog | 1940 | 1945 | Periode tussen 1940 en 1945 waarin Nederland bezet is door het Duitse leger, er in Nederland gevochten wordt en verzetsacties worden gepleegd. | |
Metaaltijden | -2450 | -13 | De term metaaltijden wordt veel gebezigd in Vlaanderen en omvat de gehele periode dat metalen artefacten gevonden worden uit de prehistorie. Dat wil zeggen het Laat Neolithicum B, de Bronstijd en de IJzertijd. |